Tijdens het 3D-scannen maken we gebruik van een 3D-laserscanner. Die plaatsen we op verschillende, tactisch uitgekozen punten binnen het gebouw of op het terrein.
De scanner meet vervolgens de afstand tussen verschillende punten binnen het meetveld. Dat gebeurt via laserstralen: de scanner stuurt laserpulsen uit, en die pulsen kaatsen terug op de grenzen van de ruimte. Denk daarbij niet enkel aan wanden en vloeren, maar ook aan fijnere constructiedetails.
Aan de hand van de weerkaatste laserpulsen verzamelt de scanner informatie over de afmetingen van het gebouw. Door alle meetpunten te bundelen, ontstaat een gedetailleerde puntenwolk. Die kunnen we (via bijvoorbeeld meshing, modellering en andere digitale technieken) verwerken tot gelaagde 3D-modellen en bouwtekeningen.
Om het gebouw fotorealistisch weer te geven in een 3D-model, bundelen we de krachten van de 3D-laserscanner met panoramafoto’s. Door de verkregen puntenwolken te bundelen met heldere beelden, bekomen we een accurate 3D-visualisatie van het gebouw of terrein.